Aangeschoten en lust, of dronken en verkrachting?

Grensoverschrijdend gedrag, aanranding of verkrachting halen dagelijks het nieuws in ons land. Neem de openbare schuldbekentenissen door BN’ers over vreemdgaan – vaak al jaren geleden – of de omvangrijke rapporten over misstanden in de sportwereld. Het zijn ernstige beschuldigingen die terecht grondig worden onderzocht. Maar gespecialiseerde zedenrechercheurs weten vaak niet hoe bepaalde handelingen en percepties moeten worden geduid. Laat staan dat deze zaken tot een succesvolle vervolging van de dader leiden.

Bij een dame die door een wildvreemde man in de bosjes wordt getrokken en misbruikt, is het beoordelingskader wat eenvoudiger. Als de betrokken personen al langer een affectieve en seksuele relatie hebben, wordt het een stuk lastiger. Wat is de grens tussen gezamenlijke lust, ongewenste handelingen, aanranding en verkrachting? De praktijk wijst uit dat nogal wat meldingen en aangiften tot stand komen na het – veelal door zowel de verdachte als de aangeefster -overmatig nuttigen van alcohol en drugs. Hoe zit het dan met de wil en de intenties? En hoe wordt dat feitelijk en vervolgens juridisch getoetst door de rechterlijke instanties?

Deze zomer deed ik een intake voor een zaak van een jongeman die tot 24 maanden gevangenisstraf was veroordeeld voor het misbruiken van een meisje, middenin de nacht op een bankje in het park. Een zeer onsympathieke zaak waarbij ik twijfelde of we dit dossier wel moesten innemen. Er leek weinig aan te winnen en de kans was aanwezig dat hij bij het Arnhemse gerechtshof nog zwaarder gestraft zou kunnen worden.

Weerstand

Cliënt was veroordeeld voor, zoals het plastisch wordt omschreven door de rechtbank, ‘seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster terwijl verdachte wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en dat zij niet of onvoldoende in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand kon bieden’.

Aangeefster en cliënt kenden elkaar niet, maar waren elkaar na het uitgaan op straat en voor een horecagelegenheid tegengekomen. Zij hebben daar kort met elkaar gesproken, waarna ze samen op de scooter van mijn cliënt zijn vertrokken. Op camerabeelden is te zien dat de scooter met mijn cliënt en de aangeefster achterop, om 03.25 uur het park in rijden. De camerabeelden laten verder zien dat mijn cliënt om 03.41 uur het park weer uitreed. Ongeveer twintig minuten later trof een getuige het meisje in slechte toestand op een bankje in het park aan.

De vraag die het gerechtshof moest beantwoorden, is of mijn cliënt wist of had moeten weten dat de aangeefster zo dronken was dat zij niet in staat was om haar wil te bepalen.

Stellig

De jongeman verklaarde stellig dat hij niet heeft waargenomen dat zij in een toestand van verminderd bewustzijn was en dat hij- als er van die toestand sprake was- niets heeft gemerkt of geweten. Hij kon wel merken, zei hij, dat het meisje wat gedronken had omdat ze losser was in haar gedrag. Maar ze was volgens hem niet helemaal van de wereld.

Hij zou haar naar huis brengen maar ze zijn uiteindelijk gestopt in het park waar ze hadden gezoend en zij hem had gepijpt. Nadat hij was klaargekomen, was hij alleen vertrokken en had hij aangeefster alleen achtergelaten bij het bankje.

Dat alles verdient natuurlijk absoluut niet de schoonheidsprijs zoals mijn cliënt maar bleef herhalen op de zitting. Anderzijds, volgens hem wilde het meisje zelf naar huis lopen en hoefde hij haar niet weg te brengen. Volgens hem was ze dus op het moment van zijn vertrek zowel verbaal als fysiek in staat om te reageren. De jongedame zelf wist helemaal niets meer maar er werden wel spermasporen op haar lichaam aangetroffen, afkomstig van cliënt.

Twee meningen die totaal tegenovergesteld zijn; dan moet je als verdediging op zoek naar objectief, verifieerbaar bewijs. Dat was er in de vorm van een toxicologisch onderzoek zoals direct was uitgevoerd bij aangeefster. Het meisje bleek niet gedrogeerd met ghb of iets dergelijks maar had wel een flinke hoeveelheid alcohol in haar bloed.

Aangerekend

Door deze bevindingen evenals de camerabeelden en de toestand waarin zij aangetroffen was, kwam de rechtbank eerder tot de conclusie dat het meisje zich al op het moment dat zij het steegje inliep (en dus achterop de scooter stapte) in een toestand bevond van verminderd bewustzijn en dus vanzelfsprekend ook op het moment van de seksuele handelingen. Iets dat mijn cliënt zwaar werd aangerekend.

De verdediging heeft vervolgens alle camerabeelden uitgekeken en kwam met het hof tot de conclusie dat de standpunten van de rechtbank niet correspondeerden met wat er daadwerkelijk op de beelden was te zien. Die opnamen vertoonden namelijk vrolijke jongelui die selfies met elkaar maken, een aangeefster die nog over een uitgebreide vocabulaire beschikte en die zonder motorieke mankementen achterop de scooter stapte en daar niet vanaf viel.  Bovendien klopte de beschrijving van de verbalisant van de politie niet met wat de opnamen uitwezen: het meisje was in die ogenblikken namelijk niet onvast ter been. Uit dit alles blijkt maar weer eens, hoe belangrijk het is om niet gemakshalve uit te gaan van een proces-verbaal, maar ook altijd zelf opnames te bekijken.

Verder waren er diverse getuigen gehoord die weliswaar spraken over alcoholgebruik maar die allerminst de indruk hadden dat aangeefster dronken was. ‘Het was gewoon een normale gezellige avond met de groep’.

De situatie van het meisje bleek wel heel anders te zijn geworden, toen zij door de politie op aanwijzen van een getuige werd gevonden. Ze reageerde niet en was nauwelijks aanspreekbaar. Het meisje braakte bovendien, kon zichzelf niet verstaanbaar maken en maakte slechts gebaren in antwoord op vragen.

Het hof nam de redenering van de verdediging over dat de tijdlijn tussen het wegrijden van mijn cliënt en het aantreffen van aangeefster van evident belang is. Immers, tussen die twee tijdstippen waren ruim twintig minuten verstreken De raadsheren konden er dus niet vanuit gaan dat het meisje zich tijdens het samenzijn met mijn cliënt in dezelfde staat bevond als die waarin zij later door een voorbijganger en vervolgens de politie werd aangetroffen.

Ook al geeft het toxicologisch rapport aan dat er mogelijk sprake kan zijn geweest van een staat van verminderd bewustzijn, dan staat dit niet automatisch vast gezien de uitgekeken camerabeelden en de getuigenverklaringen. Mijn cliënt werd vrijgesproken na een lijdensweg van ruim 4,5 jaar. Ook voor het meisje en haar naasten moet het afschuwelijk zijn geweest om zo lang op een oordeel te moeten wachten.

Juridisch is relevant dat feitenrechters op basis van hetzelfde dossier tot totaal andere conclusies komen. Hoe worden verklaringen gevalideerd en geïnterpreteerd? In dit soort zaken waarbij aangeefster en verdachte ook een totaal andere subjectieve beleving van de handelingen hebben, is het van groot belang om morele en ethische overwegingen te separeren van dat wat daadwerkelijk is vastgesteld.

Column door Esther Vroegh op de website Femke Fataal

Foto ter illustratie. Image by Stefan Keller from Pixabay

Scrollen