- U bevindt zich hier:
- Home
- Nieuws
- Discutabele rol undercover agent in de opsporing
Discutabele rol undercover agent in de opsporing
Je allernieuwste beste vriend of vriendin; een undercover-agent op de luchtplaats van de gevangenis in Almere! Afgelopen week ging de Hoge Raad er eindelijk eens goed voor zitten en gaf weer een juridische interpretatie over de inzet van undercover-agenten.

Niet onbelangrijk want in de vaak aangehaalde strijd tegen de georganiseerde misdaad en ondermijning lijken alle mogelijke – en veelal discutabele – opsporingsmiddelen te worden ingezet.
Zeer actueel is de discussie die zich deze week ontspon tussen de raadslieden en het Openbaar Ministerie in de afpersingszaak tegen de eigenaren, hun familieleden en medewerkers van een Brabants fruitbedrijf.
Dekmantel
In dit opsporingsonderzoek is gebruikt gemaakt van het ‘werken onder dekmantel’ waarbij de verdachten een totaal andere lezing gaven van wat er is besproken dan de betrokken agenten. Veelal gaat het dan om het zogeheten uitlokken en de vraag of er sprake is van strijd met het Tallon-criterium? Dat wil zeggen: heeft de verdachte wel in alle vrijheid en zonder beïnvloeding van buitenaf zijn verklaring afgelegd of is hij of zij ‘gevoed’ met informatie, dan wel grootspraak of beloften?
Die kwestie speelde ook bij de Mr. Big-methode (zie mijn eerdere column van 23 december 2019). Agenten duiken heel diep in de inner circle van verdachten, worden vrienden met hen, bieden een baan aan en beweren en doen allerlei dingen om zodoende een misdrijf op te lossen. In die eerder door mij omschreven casus was dat een moord. De Hoge Raad vond daar wel wat van en zo ook in de zaak waar deze week een arrest werd gewezen.
Brandstichting
Waar ging het om? Een jonge vrouw, 26 jaar, wordt verdacht van brandstichting op 14 januari 2017 in Amersfoort waarbij haar zusje om het leven is gekomen. Tijdens verhoren door de politie beroept de vrouw zich op haar zwijgrecht. Maar, en dat is belangrijk, zij wordt aangemerkt als ‘kwetsbare’ verdachte in de zin van artikel 28b Wetboek van Strafvordering. Belangrijk, omdat we er dan vanuit mogen gaan dat er steeds een advocaat bij de verhoren is geweest, want zulke kwetsbare verdachten krijgen extra rechtsbescherming.
In deze zaak werden alle verhoren opgenomen en volgde een rechtspsycholoog de gang van zaken. Een assertieve advocaat bij het verhoor en geen bekentenis kan de opsporing en uiteindelijke veroordeling ernstig belemmeren. Daarom werd in deze zaak gekozen voor de inzet van een stelselmatige informatie-inwinster, een undercover-agent.
Luchtplaats
Direct nadat de jonge vrouw (ontkennende) verhoren bij de politie had afgelegd, knoopte de undercover-agente een gesprek aan met de verdachte op de luchtplaats van het cellencomplex in Almere. Zij deed zich voor als medegedetineerde en volgens de verklaring van de undercover-agente bekende de verdachte heel vlot de brandstichting. Het gesprek tussen haar en de verdachte zou tussen 19.55 en 20.25 uur zijn geweest.
Volgens de verdediging was de verdachte op dat moment, na urenlang verhoord te zijn, al geestelijk en lichamelijk volledig uitgeput. Het Openbaar Ministerie omzeilde door de inzet van de undercover-dame het zwijgrecht van de verdachte en alle extra rechtswaarborgen die haar als kwetsbare verdachte (met beperkte geestelijke vermogens) toekwamen.
Kort en goed, er zou inbreuk zijn gemaakt op het zogeheten ‘nemo teneturbeginsel’, oftewel: het recht om jezelf niet te belasten. Door de dwingende vraagstelling zou je kunnen stellen dat deze bekentenis onder druk tot stand is gekomen, in strijd met het zogenaamde pressieverbod.
Ernst
Het gerechtshof vond dat, gezien de ernst van het feit, voldaan was aan de proportionaliteit en subsidiariteit (immers, het onderzoek kon niet op een andere wijze worden vlot getrokken) en dat deze verdachte in alle vrijheid haar verklaring had afgelegd.
Wel viel het het hof op dat gesprekken tussen de politieagente en de verdachte pas later op papier waren gezet en niet waren opgenomen. Dat zien we helaas steeds vaker waardoor er een eigen interpretatie op papier komt te staan van de informant, in plaats van een de facto-uitwerking. De controlerende taak van de verdediging en de rechters komt hiermee in het nauw of kan zelfs niet uitgevoerd worden.
Hoge Raad
De Hoge Raad betrok uitdrukkelijk de persoon van de verdachte bij haar beoordeling:
‘Daarbij heeft het hof onvoldoende blijk ervan gegeven de persoon van de verdachte te hebben betrokken bij in het bijzonder de beoordeling van de mate van druk die van de, door de niet als zodanig kenbare opsporingsambtenaar ondernomen activiteiten jegens de verdachte kan zijn uitgegaan en de mate waarin de handelingen en gedragingen van de opsporingsambtenaar tot de betreffende verklaringen van de verdachte hebben geleid. De overweging van het hof dat de verdachte, toen zij de camera’s op de luchtplaats in de gaten kreeg, ging ontkennen en bleef ontkennen en dat daarom “de verdachte – ondanks het feit dat het een kwetsbare verdachte betrof en zij in voorarrest zat – in staat was haar wil te bepalen, overeenkomstig die wil te verklaren en zich niet liet beïnvloeden door de SI”, doet daaraan niet af’ .
Het cassatiemiddel slaagde. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het hof om opnieuw te worden behandeld.