Streep door eigen onderzoek partijdige advocaten

De Raad van Discipline in Amsterdam deed vorige week eindelijk uitspraak in de complexe materie van advocatenkantoren die hun cliënten faciliteren met onafhankelijk onderzoek naar fraude, ongewenste gedragingen en zelfs seksuele intimidatie.

De problemen die die handelwijze met zich meebrengt, beschreef ik al eerder in mijn column over de mogelijke misstanden bij The Voice. In elk geval is er geen oog voor de belangen van aangevers en lijkt het inschakelen van een ‘onafhankelijk’ advocatenkantoor meer windowdressing dan dat men feitelijk de vermeende malversaties onderzoekt en zorgt dat een ieder (zowel verdachte, als aangever, als werkgever) een adequate belangenbehartiger krijgt. Juist een zeer partijdige advocaat hoeft immers alleen het belang van zijn cliënt in het vizier te houden en laat zich weinig tot niets gelegen liggen aan wat aandeelhouders, andere betrokkenen of politiek en maatschappij van iets vinden.

Wringt

En daar wringt het. Zo vond ook de tuchtrechter in deze zaak van twee advocaten van een gerenommeerd en bekend kantoor. Zij moesten objectief onderzoek doen naar een fiscale truststructuur die een ondernemer geadviseerd was door een prestigieus adviesbureau, dan wel – op het moment dat het Bossche gerechtshof zou oordelen dat deze constructie fiscaal ontoelaatbaar was – door hem zelf zou zijn verzonnen en opgetuigd.

Dat laatste komt nogal onaannemelijk voor als je je juist tot een adviesbureau wendt. Het bureau was er echter alles aan gelegen om de aansprakelijkheid af te wentelen. En dus schakelde deze firma het advocatenkantoor in. Van meet af aan was daarbij helder dat de onderzoeksresultaten gedeeld moesten worden met externe partijen waaronder in ieder geval de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Belastingdienst. De ondernemer was het hier niet mee eens. Hij diende een klacht in die vervolgens door de deken werd overgenomen.  

Argumenten

 De Amsterdamse deken had een aantal argumenten voor zijn gecombineerde klacht:

a) Verweerders hebben niet voldaan aan de zware eisen die worden gesteld aan de totstandkoming en inhoud van een rapport zoals opgesteld in opdracht van kantoor B. door:
(1) zich onvoldoende te gedragen naar het uitgangspunt dat bij het doen van onderzoek waarbij personen betrokken zijn hoor- en wederhoor moet worden toegepast, daaronder mede inbegrepen dat daartoe een reële gelegenheid moet worden geboden;
(2) niet alle relevante feiten op te nemen in het rapport;
(3) niet alles te doen om te voorkomen dat het rapport aanleiding geeft tot misverstanden;
(4) geen onderzoeksprotocol te gebruiken.

b) Verweerders hebben niet voldaan aan dat wat van onafhankelijke onderzoekers mag worden verwacht door naast het opstellen van het rapport kantoor B. te adviseren in kwesties die verband houden met het rapport.

Lucratieve

Gezien het zeer lucratieve karakter van deze feitenonderzoeken komt dit lijstje met verwijten over de gevolgde werkwijze nogal amateuristisch voor. Het lijkt meer ingegeven door het adagium ‘wie betaalt, bepaalt’ dan dat er daadwerkelijk onderzoek is gedaan naar alle feiten en omstandigheden. De interpretatie van resultaten zou moeten worden voorbehouden aan de rechter of betrokken partijen en zeker niet aan de onderzoekende advocaten. En dat is meteen ook de normstelling die de deken aangeeft en uiteindelijk door de Raad van Discipline wordt overgenomen. Het combineren van twee rollen, die van onderzoeker en advocaat, is onverenigbaar en levert een schending op van het artikel 46 Advocatenwet dat voorschrijft hoe te handelen zoals een goed advocaat betaamt. 

De Raad maakt vervolgens in de uitspraak een onderscheid tussen onderzoeken die naar verwachting binnenskamers blijven, dan wel bij externe partijen terecht kunnen komen en scherpt daarmee de normen voor onderzoek door advocaten verder aan.

Zorgvuldigheid

Men dient steeds hoor- en wederhoor toe te passen en de nodige zorgvuldigheid te betrachten. De lat ligt zelfs nog hoger als het rapport gedeeld gaat worden met externe partijen. In deze casus was de ondernemer zelf niet eens gehoord als direct belanghebbende en klager. Met deze uitspraak staat voor hem hopelijk de weg open naar een schadevergoeding voor een langlopende, vervelende kwestie die dateert uit 2014. De lage sancties – een enkele waarschuwing- steken schril af bij de schorsing van vier maanden voorwaardelijk die de advocaat (en oud-officier) van Gerard Sanderink opgelegd kreeg. Ook hij zou onafhankelijk onderzoek verrichten naar vermeende fraude door de ex-vriendin van de Centric-eigenaar en schuwde geen enkele terughoudendheid ondanks diverse rechterlijke tikken op de vinger. 

Misleidend

De tuchtrechter vond dat deze advocaat misleidend en opportunistisch had gehandeld. Dat alles mede vanwege het feit dat hij zijn cliënt ook bij de procedures bijstond en zodoende de onduidelijkheid over zijn positie als onderzoeker en advocaat liet voortbestaan.

Deze gevallen passen in het rijtje van de steekpenningen in de SBM Offshore kwestie en in de recente zaak rond The Voice. Hoopgevend is dat de tuchtrechter duidelijk uiteenzet dat onderzoek door advocaten conflicterende belangen kent, sterker zelfs: dat die belangen onverenigbaar zijn met de positie van een partijdige raadsman. Laten we het onderzoeken van feiten vooral laten waar dat thuishoort: bij de opsporingsdiensten, het Openbaar Ministerie en bij particuliere onderzoeksbureaus. Dan weet iedereen waar hij aan toe is en wordt er niet toegeschreven naar een zo gunstig mogelijke uitslag voor de opdrachtgever. 

Scrollen